Gierst

Verschillende gierstsoorten werden al in het vroege neolithicum in China verbouwd; er zijn sporen gevonden van gierstteelt uit 8300-6700 v.Chr. In die tijd kwam gierstteelt vaker voor dan rijst. Gierst werd vroeger ook in Europa als voedsel gebruikt. In vele gebieden van Afrika en Azië zijn de verschillende gierstsoorten het belangrijkste voedingsmiddel. Pluimgierst behoort tot de vroegste in Nederland aangetroffen cultuurgewassen; op de raatakkers (ook wel bekend als 'celtic fields') werd deze gierstsoort al vóór het begin van de jaartelling verbouwd.

Gierst en sorghum bevatten meer onverteerbare stoffen (phytinezuur, oxaalzuur, kiezelzuur) dan andere graansoorten die gebruikt worden voor volkorenbrood. Omdat ongepelde gierst bitter smaakt is het beter deze graansoort niet in volkoren te verwerken.
De gepelde gierstkorrel kan net zoals rijst gegeten worden. Parelgierst wordt het meeste gegeten. Gierst wordt ook verwerkt tot meel, griesmeel, vlokken en popcorn.

De korrels zijn glutenvrij en bestaan bij de meeste gierstsoorten voor 60 tot 80 % uit koolhydraten, 6 tot 20 % eiwit met belangrijke aminozuren en 1 tot 6 % vet.



Bron: Wikipedia